Onderstaande artikel verscheen in Bionieuws op vrijdag 8 april 2005. Met toestemming van de redactie geven we het hier weer.


 Blauwe maandagen

 Marian Tjaden

De A is rood en de E is geel. Voorbeelden van synesthesie, een koppeling van verschillende zintuiglijke informatie. Zijn die mensen gek, of zien ze dat echt zo? De Amerikaanse neurobioloog Ed Hubbard vond hard bewijs.

Blauwe maandagen. Debutroman van Arnon Grunberg. Helemaal verkeerd. Althans, míjn maandagen zijn hardrood, met een zwart randje. Dinsdag heeft iets grijsviolets. Woensdag is groengeel, zoals de bloemen van de vrouwenmantel langs het tuinpad. Zaterdag is helderrood in het midden, verlopend naar paarlemoer roze. Zondag is bruinig rood, als een gestold korstje op je knie.
    Ongeveer één op de tweehonderd mensen associëert getallen, letters, woorden, muziektonen of abstracte vormen met bepaalde kleuren. Het verschijnsel heet synesthesie: de ene zintuiglijke ervaring roept automatisch een andere op. ‘Bioloog Francis Galton was de eerste die dit beschreef in een Nature artikel uit 1880. Het komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. En speciaal bij mensen met creatieve beroepen’, vertelt Ed Hubbard over de telefoon. Hubbard onderzocht voor zijn proefschrift wat er precies in de hersenen gebeurt bij synestheten. Zijn promotor is neurobioloog Vilayanur Ramachandran, directeur van het Center for Brain and Cognition van de Universiteit van Californië. Eén van Hubbards artikelen werd onlangs gepubliceerd (Neuron 24 maart).

De bosbes van de K

Onder kunstenaars is het aantal synestheten acht maal hoger dan onder de rest van de bevolking. De Franse dichter Arthur Rimbaud was een synestheet, hij schreef er zelfs een gedicht over: A noir, E blanc, I rouge, U vert, O bleu. Hetzelfde geldt voor Virginia Woolf, Dylan Thomas en Vladimir Nabokov. Voor Nabokov had de lange A de kleur van getint hout, de korte A deed hem denken aan gewreven ebben. Zijn blauwe groep bevatte ‘de stalen X, de onweerswolk der Z en de bosbes van de K’.
    Het zien van gekleurde letters en nummers komt het meeste voor. Synestheten zijn daarin zeer consistent. Iemand die een A als rood ziet, weet precies wat voor soort rood, en die kleur blijft door de jaren heen hetzelfde. Overigens verschillen die kleuren wel sterk per persoon.
    Hubbard: ‘De vraag was of deze rapportage slechts een zeer sterke associatie is – bijvoorbeeld gebaseerd op een vroege herinnering – of dat die kleurperceptie daadwerkelijk in de hersenen valt terug te vinden.’
    Hubbard combineerde twee experimenten. Ten eerste deed hij een herkenningstest. Als iemand het cijfer 5 bijvoorbeeld ziet als een groen nummer, in plaats van een zwart symbool op een witte pagina, dan moet het veel makkkelijker zijn om in een wirwar van nummers alle 5-en eruit te halen (zie illustratie).
    Het merendeel van de synestheten was inderdaad veel sneller dan de controlegroep, hoewel de onderlinge snelheid verschilde. Vervolgens mat Hubbard de activiteit in de kleurgevoelige gebieden van de neocortex met behulp van fMRI. Bij normale proefpersonen was daar niks te zien, maar bij synestheten was dat gebied inderdaad actief, terwijl ze toch gewoon naar zwarte cijfers op een witte ondergrond keken. ‘Dat bewijst dat deze mensen daadwerkelijk kleuren zien. En het mooiste is dat de mensen die het snelste waren bij de herkenningstest, óók de grootste hersenactiviteit vertoonden in het kleurperceptiegebied.’

Autisme

Begrip van synesthesie kan ons inzicht geven in de ontwikkeling van cognitie en perceptie, zegt Hubbard. ‘Van nul tot twee jaar komen er vooral verbindingen bij. Daarna wordt alles snel uitgedund, pruning noemen we dat. Bij synestheten lijkt het er dus op alsof er wat is blijven zitten. Misschien biedt dat evolutionaire voordelen. De eigenschap om snel te associëren, connecties te zien, metaforen te bedenken, zou weleens voordelig kunnen zijn.’
    Zijn er ook ernstiger gevallen, waarbij te veel of te weinig uitdunnen leidt tot ontwikkelingsstoornissen van de hersenen? Hubbard: ‘Daar zijn we nog niet echt aan toe. Sommige kinderen lijden aan  - Sensory Integration Disorder. Ze kunnen bijvoorbeeld niet goed de positie van hun lichaam in de ruimte bepalen, zijn daardoor onhandig, stoten vaak dingen om. Soms zijn ze ook overgevoelig voor licht of geluid.’
    Verder is het interessant dat het bij vrouwen vaker voorkomt, aldus Hubbard. Misschien komt dat omdat mannen meestal hun mond houden als ze ontdekken dat ze iets raars hebben, terwijl vrouwen er over praten. Maar er is ook een andere verklaring mogelijk. Synesthesie zit vaak in de familie. Het lijkt er op dat het X-chromosomaal overerft. Het kan zijn dat de effecten bij mannen sterker zijn, omdat ze maar één X-chromosoom hebben, en de kans dan groter is dat de gevolgen ernstiger zijn dan ‘gewone’ synesthesie. Hubbard: ‘Stel dat er nog zeer veel verbindingen in de hersenen bestaan. Dat heeft elke sensorische input enorme gevolgen in het brein. Eén enkel signaal activeert allerlei hersengebieden. Dat zou tot overgevoeligheid kunnen leiden voor zintuiglijke informatie. Zoals bijvoorbeeld bij autisten. Het is voorstelbaar dat synesthesie in sterke vorm leidt tot autisme. Dat klopt met het gegeven dat autisme vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen. Maar dit is nu allemaal nog pure speculatie.’
    Misschien verandert dat binnenkort. De volgende stap in het synesthesie onderzoek is het meten van aantallen verbindingen tussen hersengebieden. Vroeger kon dat alleen bij proefdieren, of bij een autopsie als mensen hun lichaam of dat van een overleden kind ter beschikking stelden aan de wetenschap. Met een nieuwe methode –Diffusion Tensor Imaging (DTI), is het nu mogelijk om dit in vivo te doen. Hubbard: ‘Bij DTI wordt gebruikt gemaakt van een MRI-apparaat. Maar in tegenstelling tot MRI wordt niet de trilling van watermoleculen gemeten, maar de bewegingsrichting. Zenuwverbindingen zijn lang en dun en worden omhuld door myeline. Water gaat sneller door de zenuw, dan door de omringende myelineschede. Met DTI kun je de waterdiffusie in verschillende richtingen meten en zo een indruk krijgen van de dichtheid van verbindingen. Ramachandran gaat binnenkort met deze experimenten beginnen.’