[Uitgebreide versie van gelijknamige artikel in Psychologie Magazine maart 2000]
Crétien van Campen
Een mooi gezicht wordt doorgaans als uitzonderlijk beschouwd. Toch blijken we gemiddelde gezichten aantrekkelijker te vinden. Uit wetenschappelijke en artistieke hoek komen bewijzen voor deze bevinding, maar ook kritische kanttekeningen.
Een mooi gezicht komt relatief weinig voor zou men denken. De knappen van uiterlijk zijn maar dun gezaaid onder ons massa van er gewoon uitziende mensen. Je zou veronderstellen dat er veel gradaties zijn in aantrekkelijkheid met aan het ene uiterste de onaards schonen, aan het andere uiterste de oerlelijken en in het midden de overgrote meerderheid van er gewoon en gemiddeld uitziende mensen.
Het tegendeel blijkt. Niet alleen psychologisch studies maar ook kunstzinnige studies
wijzen erop dat gemiddelde gezichten het aantrekkelijkst gevonden worden, zij het dat een
'te gemiddeld gezicht' weer aan schoonheid verliest.
Digitale kunst
De computerkunstenaar en veejay Micha Klein middelt portretten door middel van de zogenoemde morphing-techniek op een computer. In het Groninger Museum wordt in 1998 een grote overzichtstentoonstelling gewijd met in één zaal intrigerende anderhalve meter hoge portretten van vrouwen, getiteld Artificial Beauty Series, die een enigszins onaards en toch menselijk lijkende 'modellenschoonheid' uitstralen. Afbeelding 1 toont 'Bliss' uit de serie schilderijen, om preciezer te zijn op hout geplakte computerprints. 'Bliss' toont een portret van een 'supermodel' met paars geverfd haar tegen een groene achtergrond van spacy polygonen en glasachtige 'superbloemen' die uit een Star Trek interieur lijken weggevlogen. Het gezicht van de vrouw wekt een vreemde, onaardse indruk, niet alleen door de ruimtelijke objecten die haar omringen maar vooral door haar onnatuurlijke en tegelijkertijd zeer bekende uiterlijk. Dit en andere portretten uit de reeks maken indruk doordat ze enerzijds vrouwengezichten lijken te tonen die je overal op straat kunt tegenkomen en anderzijds omdat ze niet van deze planeet lijken te komen.
1. Micha Klein, 'Bliss' uit de 'Artificial Beauty Series', 1998 (Groninger Museum)
De titel 'Artificial Beauty Series' geeft al een hint. Het zijn geen portretten van aardse vrouwen maar digitale constructies waarin de gezichten van meerdere vrouwen zijn verwerkt. Dat kan door verschillende fotoportretten in een computerprogramma te laden en met digitale morphing technieken de eigenschappen van twee of meer gezichten te laten vervloeien tot een gezicht. Het resulteert in gezichten van een verrassende schoonheid, onaards en toch menselijk.
In het NRC Handelsblad en Torch licht Klein zijn werkwijze toe. Hij fotografeerde zeven modellen en scande de portretten met de computer. Op de gescande foto's trok hij lijnen om de belangrijkste gezichtskenmerken. Vervolgens liet hij een computerprogramma de aangestipte kenmerken van de portretten berekenen en vergelijken. Het programma berekende vervolgens de gemiddelden van de gezichtparameters en bouwden uit deze gemiddelden een nieuw portret op (zie afb. 2 en 3). Het resultaat zijn gemiddelde supermodellen waarover Klein zegt: 'Fotomodellen beantwoorden al aan een bepaald soort perfectie. De afstand tussen de ogen, de vorm van de neus en al dat soort verhoudingen lijken op elkaar. Door de meisjes met elkaar te kruisen ontstaat er een verdichting van de schoonheid.'
2. Micha Klein, Exemplaar uit de 'Artificial Beauty Series' en de twee oorspronkelijke portretfoto's (bron: NRC 9.1.1998)
3. Micha Klein, Gemiddeld portret uit de 'Artificial Beauty Series' met op de voorgrond de twee vrouwen op wier fotoportretten het beeld is geconstrueerd. (foto genomen in galerie Bloom, 1998).
Klassieke psychologie
Kleins experimenten kregen veel aandacht in de media (zo middelde hij tijdens een televisie-uitzending van De Plantage een portret van presentatrice Hanneke Groenteman met een portret van zijn vriendin Afke). Zijn experimenten zijn echter allerminst nieuw maar historisch gezien digitale herhalingen van negentiende-eeuwse psychologische experimenten met gemiddelde gezichten door Francis Galton. Op zoek naar het prototype van 'de misdadiger' projecteerde Galton een reeks fotoportretten van veroordeelden over elkaar waardoor hij een zogenoemde 'compound photograph' verkreeg (afb. 4). Zijn voorbeeld werd gevolgd door psychologen en esthetici die op deze manier het prototype van het 'beeldschone gezicht' probeerden vast te stellen. Galton merkte echter al op dat het middelen van portretten van misdadiger hun aangezicht aantrekkelijker maakte terwijl Galton juist op zoek was naar het prototype van de 'lelijke' crimineel.
4. Afbeeldingen van 'gemiddelde misdadiger' op basis van een reeks portretten van criminelen door Sir Francis Galton in de negentiende eeuw.
Computermorphs in de hedendaagse psychologie
Het 'middelen van gezichten' beleefde een opleving in de psychologie aan het begin van het laatste decennium van het vorige millennium. Langlois en Roggman vonden dat gemiddelde gezichten aantrekkelijker worden gevonden dan andere gezichten. Zij pasten de methode van Galton toe met inmiddels beschikbare gekomen digitale software. In plaats van met veel moeite lichtbeelden over elkaar te projecteren, laten zij een computer de gemiddelde waarden van een reeks gescande portretten berekenen. Elke scan is opgebouwd uit een reeks lichtpunten of pixels. Van elk lichtpunt wordt de grijswaarde bepaald. Vervolgens wordt een aantal portretten over elkaar gelegd waarbij de grijswaarde van elke pixel in beeld gemiddeld wordt (zie afb. 5).
5. Voorbeeld van de samenstelling van een gemiddeld gezicht op basis van een reeks portretten (bron: David Perret)
Een nadeel van deze methode is dat het nogal wazige portretten voortbrengt, die afgezien van de fraaie gezichtsverhoudingen niet doen denken aan ons ideaalbeeld van een helder en gezond gezicht maar eerder overkomen als vage, grauwe types, niet degenen die je direct zou selecteren voor een beauty contest.
De Schotse psycholoog Perret beschrijft een nauwkeuriger methode, die sterke gelijkenis toont met de werkwijze van Klein. Op scans van fotoportretten worden een aantal relevante gezichtskenmerken omlijnd (zoals ooghoeken, mondhoeken, kin en kaaklijn; zie afb. 6). Elk gezicht wordt gedefinieerd als een netwerk van coördinaten. Daarna is het voor een computerprogramma gemakkelijk om voor elk gezichtspunt de gemiddelde coördinaat uit te rekenen. Door het gevonden netwerk van gemiddelde coördinaten op te tuigen met de huid en kapsel van een bestaande foto construeert het programma vervolgens een nieuw 'gemiddeld' portret. Het lijkt op een vorm van retoucheren waarbij in plaats van het penseel gebruik wordt gemaakt van een rekenende machine.
6. Selectie en omlijning van relevante gezichtskenmerken waarmee gerekend kan worden. (Bron: David Perret).
Hoe gemiddelder hoe seksier?
De bevindingen dat gemiddelde portretten aantrekkelijker gevonden worden lokken nog steeds veel discussie uit. Hoe moet men dit gegeven interpreteren? Sommigen interpreteren de schoonheid van een gemiddeld gezicht als de jeugdigheid van een gezicht. Gezichten van jonge mensen zijn minder karakteristiek en dus meer gemiddeld. De beoordelaars worden volgens deze visie in feite aangetrokken door de jeugdige uitstraling van het gemiddelde gezicht.
Onderzoekers brengen ook 'gezondheid' als dieperliggend verklarend concept naar voren. Een gezicht met weinig afwijkingen zou duiden op een gezond persoon. En gezonde personen zijn aantrekkelijker dan zieke of gehandicapte personen, volgens deze onderzoekers. Verschillende onderzoekers hebben deze tekenen van jeugdigheid en gezondheid geïnterpreteerd in een evolutionistisch perspectief. De aantrekkelijkheid van gemiddelde gezichten zou voortkomen uit ons niet aflatende gedrag om een paringspartner met goede reproductieve kenmerken te vinden. Goede reproductieve eigenschappen hangen samen met jeugdigheid en gezondheid en daarom vinden mensen gemiddelde gezichten aantrekkelijk. Deze wetmatigheid zou voor alle culturen geldig zijn volgens deze onderzoekers. Het middelen van portretten uit verschillende werelddelen zou een universele schoonheid opleveren. Een idee dat verbeeld wordt door de Japanse kunstenaar Akira Gomi (afb. 7).
7. Universele schoonheid op basis van gemiddelde gezichten volgens de Japanse kunstenaar Akira Gomi (bron: Karl Grammar)
Tegen deze opvatting is ingebracht dat de mannelijke en vrouwelijke seksmodellen zoals Arnold Schwarzenegger en Marilyn Monroe niet de meest gemiddelde lichaamsmaten bezitten. Juist overproportie van bepaalde lichaamsdelen werkt sterker op de paringsdrift dan gemiddelde kenmerken. Een ander gegeven dat hier naar voren komt is dat reproductieve status om het zo maar even te noemen eerder aan lichaamskenmerken dan aan gezichtskenmerken wordt afgelezen.
Een westers kunstenaarsoog?
Het vinden van universalia met evolutionistische betekenis blijkt een van de belangrijke drijfveren van gezichtenonderzoekers. Men lijkt echter te vergeten dat het hier om portretten en niet om natuurlijke gezichten gaat. Personen beoordelen hun toekomstige partners nog altijd in levende lijve en hopelijk niet alleen op hun geportretteerde gezicht. De onderzoekers spreken doorgaans over gemiddelde gezichten, maar in feite zijn dit gemiddelde portretten, namelijk gescande foto's van gezichten die op een aantal parameters gemiddeld worden. De proefpersonen krijgen computerbeelden te zien, dus portretten en geen echte levende gezichten. En de conclusie moet dus luiden dat zij een voorkeur hebben voor gemiddelde portretten boven andere portretten.
Deze voorkeur voor gemiddelde geportretteerde gezichten heeft een lange voorgeschiedenis in de westerse manier van kijken naar en waarderen van artistieke portretten. In de westerse kunstgeschiedenis, en dan met name de klassieke en classicistische tijdvakken, zijn de symmetrie en de ideale proportie in het afbeelden van menselijke gezichten naar voren gehaald. De Italiaanse Renaisanceschilders zoals Botticelli en Leonardo hebben destijds belangrijk ijkpunten neergezet voor het ideale portret (afb. 8 en 9). De waardering voor symmetrie, goede proportie en daarmee gemiddelde portretten is typerend voor de westerse cultuur- en kunstgeschiedenis. De proefpersonen (veelal studenten) van psychologische experimenten die de portretten beoordelen hebben doorgaans een westerse opvoeding, waarin een bepaalde manier van portretteren en kijken naar portretten (niet alleen in de kunst, maar ook in de reclame, tekenfilms etc.) hen met de paplepel ingegoten is. Niet zo verwonderlijk dus dat zij een voorkeur hebben voor gemiddelde portretten die het meest voldoen aan de klassieke schilderscriteria van symmetrie en proportie.
8. Ginevra de' Benci door Leonardo da Vinci. (ca. 1474, National Gallery of Art, Washington)
9. Detail van madonna uit het schilderij The small Cowper Madonna door Rafael (ca. 1505, National Gallery of Art, Washington).
Een plastisch ideaal
De computerkunstenaar Micha Klein bevindt zich op een kruispunt van de relatief jonge psychologische wetenschap en de eeuwenoude traditie in de kunstgeschiedenis van het zoeken naar het ideaal geproportioneerde portret. Maar Klein beweert in NRC meer te willen dan het tonen van gemiddelde aantrekkelijke gezichten: 'Ik heb het schoonheidsideaal over de top willen tillen. Schoonheid is zo clichématig. Dezelfde dingen worden altijd weer als mooi ervaren. [...] Het heeft ook iets hysterisch om zeventien keer naar een plastisch chirurg te gaan. Om een nieuwe neus te nemen als je uitgekeken bent op de laatste. Dat proces wil ik naar een logische conclusie leiden. De schoonheidscultus heft zichzelf uiteindelijk op. Sommige mensen zullen lelijk willen zijn, om maar anders te zijn.'
Hier snijdt Klein een interessant thema aan. Als de ultieme schoonheid in het gemiddelde is gelegen, waar blijft dan de karakteristieke persoonlijkheid in het portret? Een gemiddeld gezicht is vrijwel identiteitsloos. Het mist de karakteristieke eigenschappen en eigenaardigheden die een persoon juist aantrekkelijk maken. Een schoonheid zonder karakter is leuk om naar te kijken maar daar houdt het ook mee op. Wie zich liever door persoonlijkheid dan door schoonheid wil onderscheiden zal de excentrieke, afwijkende eigenschapen in zijn of haar gezicht of portret accentueren. Daar zijn voorbeelden van te over, denk aan mediabewuste politici, schrijvers en kunstenaars.
Statistische interpretaties
De digitale morphtechnieken en het evolutionististisch perspectief hebben de verbeelding van velen sterk gestimuleerd. Men krijgt soms de indruk dat de verbeelding met hun ideeën aan de haal is gegaan. Andere interpreten staan steviger met beide benen op de grond. Zij blijven dichter bij het onderzoeksmateriaal en beschouwen statistische aspecten ~ datgene waar het mee begonnen is ~ van de geconstrueerde portretten.
Gemiddelde gezichten zijn misschien aantrekkelijker omdat ze bekender overkomen. Dit is statistisch goed te verklaren. De kans dat een gemiddeld gezicht lijkt op een bestaand gezicht, en daarmee als bekend overkomt, is veel groter dan de kans van een afwijkend gezicht. Het gemiddelde gezicht lijkt op meer gezichten dan welk ander gezicht ook. Een andere statistische interpretatie is dat gemiddelde gezichten in feite symmetrische gezichten zijn. En uit esthetisch en gestaltpsychologisch onderzoek is bekend dat mensen een perceptuele voorkeur hebben voor links-rechts gespiegelde symmetrieën.
En wat is het ideale gemiddelde? Een gemiddelde van enkele portretten (zoals bij Klein) of tientallen (psychologische experimenten)? Perret vond dat te veel middelen leidt tot minder aantrekkelijke portretten. Een gemiddeld portret van 15 personen wordt aantrekkelijker gevonden dan een gemiddelde van 60 personen. Ook vonden Perret en zijn collega's dat afwijkingen van het zeer gemiddelde gezicht soms de aantrekkelijkheid verhoogden. De proefpersonen waren dus niet in ideale mensen geïnteresseerd en vonden een persoon die iets afwijkends, iets onderscheidends had aantrekkelijker.
Perret vond overigens systematische verschillen tussen gemiddelde gezichten en modellenschoonheden. De laatsten hadden hogere jukbeenderen, grotere ogen en een smallere kaak. Verder hadden ze een kortere afstand tussen mond en kin en mond en neus. Opmerkelijk ook is dat het gemiddelde portret uit de gangbare studies een androgyn persoon lijkt voor te stellen, terwijl er voor vrouwelijke en mannelijke aantrekkelijkheid al eeuwenlang verschillende normen bestaan. Perret vond bij het middelen van een reeks mannenportretten en een reeks vrouwenportretten dat er wel degelijk statistisch verschillende gemiddelde gezichtspatronen.
Een statistische maar geen esthetische norm
Het gemiddelde is een aantrekkelijke statistische norm maar geen esthetische norm. Men kan niet zeggen dat gemiddelde gezichten altijd en overal aantrekkelijker gevonden worden. Westerse beoordelaars die vertrouwd zijn met de westerse beeldcultuur verkiezen symmetrische en regelmatig geproportioneerde portretten. Of personen die niet met de westerse beeldcultuur zijn opgevoed dat ook doen is de vraag. Helaas wordt het steeds moeilijker want de wereldbevolking die nog niet met portretten van met name Michael Jackson ~ overigens een toonbeeld van het artificieel gemiddelde gezicht ~ in aanraking is geweest wordt snel kleiner. Maar ook binnen de westerse cultuur ligt het voor de hand dat het gemiddelde portret geen esthetische norm is, anders zou een groot deel van de kunstgeschiedenis en hedendaagse modemagazines bevolkt worden door dezelfde portretten. Het is vaak de afwijking, de onverwachte gezichttrek, de karakteristieke wenkbrauwlijn of kaaklijn die opvalt en aantrekt. De psychologische onderzoekers die de gemiddelde portretten onder de loep namen, vonden al snel dat 'supergemiddelde' portretten saai zijn en dat de aantrekkelijkheid vaak gelegen is in het afwijkende detail. Toch blijkt het gemiddelde een terugkerende magische norm voor ooit door Galton in gang gezette maar blijkbaar voorlopig nog niet uitgeputte experimentele traditie van het middelen van portretten.
Gebruikte bronnen
Verschillende afleveringen van Psychological Science; Internetsites van Face lab (Gillian Rhodes), Perception Lab (David Perret), Face and Bodies (Karl Grammar) en het Groninger Museum; artikelen uit NRC Handelsblad en Torch; en het boek Het gezicht: het visitekaartje van de ziel door Ad Bergsma.