(edited version of article in Psychologie oktober 1994, p. 36-39)
Crétien van Campen
Abstract
Mondrian's Abstract Vision
Piet Mondrian was convinced that reality became visible in planes and straight
lines. Objects would distract the beholder from the essence of reality. The psychological
background of Mondrian's perceptual ideas are discussed from the perspective of the
contemporary Gestalt psychology of perception.
1. P. Mondriaan, De rode boom, 1908.
2. P. Mondriaan, De grijze boom, 1912.
Een van de mooiste perspectieven van het Hollandse landschap zie ik wanneer ik vanaf Schiphol met helder weer opstijg. Eerst zie je nog de boerderijen en bebouwingen tegen de achtergrond van weilanden, akkers, sloten en plassen. Maar komt het vliegtuig hoger dan verdwijnen de details en vervormen de herkenbare dingen in lijnen en vlakken. De schoonheid die je dan beleeft is van een wijds patroon van gelijkwaardige, naast elkaar geplaatste vlakken. Het is alsof je naar een moderne variant van een van Mondriaans rasterschilderijen kijkt. Elke keer dat ik Holland weer in vogelvlucht aanschouw vraag ik me af wat er zo bijzonder is aan het zien van omgevingen als abstracte patronen van vlakken en lijnen?
Mondriaan heeft Holland nooit in vogelvlucht aanschouwd. Hij vertrok waarschijnlijk met de boot naar Engeland en vandaar naar New York nadat de Tweede Wereldoorlog uitgebroken was. De laatste, en volgens hem de gelukkigste, jaren van zijn leven bracht hij door in New York, de stad die hij bewonderde om haar geheel van rechthoekige vormen. Mondriaan overleed er in 1944, een gebeurtenis die in 1994 op veel plaatsen werd herdacht met tentoonstellingen.
Het is jammer dat Mondriaan de omgeving van Schiphol en Amsterdam, die hij tijdens zijn Amsterdamse jaren (1892-1912) vaak schilderde, nooit in vogelvluchtperspectief heeft mogen aanschouwen. Hij zou het zeer gewaardeerd hebben. Mondriaan hield ervan om door de wereld der dingen te kijken naar wat hij noemde de `ware visie van de realiteit'. In een autobiografisch essay, dat hij in de lente van 1941 in New York schreef, vermeldt hij dat hij als jonge schilder landschappen bij voorkeur bij grijs en donker weer schilderde wanneer de atmosfeer de details van de dingen vervaagde en de omtrekken juist accentueerde.
Later in Parijs omstreeks 1910 voelt hij zich sterk aangetrokken tot het werk van de kubisten. Hij vindt alleen dat ze niet ver genoeg gaan in hun abstractie van afgebeelde dingen. Mondriaan onderzoekt in zijn schilderijen van bomen, huizen en planten wegen naar een nieuwe visie van de zichtbare werkelijkheid. `Meer en meer verwijderde ik gebogen lijnen uit mijn schilderijen totdat mijn composities uiteindelijk alleen bestonden uit verticale en horizontale lijnen', schrijft Mondriaan terugkijkend in New York. De waarneming van herkenbare objecten verdwijnt geleidelijk uit zijn werk. Vergelijk bijvoorbeeld zijn schilderijen van bomen uit 1908 (afb. 1) en 1912 (afb. 2). Mondriaan gaat steeds meer de patronen van de zichtbare omgeving verbeelden.
Mondriaan verlaat langzaam het uitgangspunt dat een schilderij iets afbeeldt, zoals bijvoorbeeld bij de kubisten nog het geval was. Lijnen, rechthoeken en kleurvlakken zijn de nieuwe schilderkundige elementen. Mondriaan stelt zich de opdracht met deze elementen composities te maken die nieuwe expressieve kwaliteiten aan de toeschouwer tonen. Dit resulteert onder meer in de bekende rasterschilderijen. De toeschouwer die gewend is aan afbeeldingen van dingen uit de zichtbare omgeving wordt een nieuwe abstracte kijk op de wereld getoond.
Zouden wij de esthetisch patronen van een Hollands landschap in vogelvluchtperspectief bewust ervaren zonder de kennis van Mondriaans schilderijen en zijn levenslange onderzoek dat daaraan vooraf ging? En dat geldt natuurlijk voor meer waarnemingen. Zouden wij de vlakverdelingen kunnen waarderen van moderne architectuur, de aanleg van pleinen, enzovoort? En zouden de ontwerpers deze gebouwen en pleinen hebben kunnen maken zonder Mondriaans werken gekend en begrepen te hebben? Onze hedendaagse ervaring van de ontworpen omgeving lijkt sterk benvloedt door Mondriaans abstracte visie van de werkelijkheid. Een in dit verband interessante perceptiepsychologische vraag is: Wat ging Mondriaan tijdens zijn leven zien? Of hoe ging hij de zichtbare omgeving anders zien?
Een cruciale stap in zijn schilderkunstige ontwikkeling was volgens Mondriaan de overgang van het zien van een figuur tegen een achtergrond naar het zien van een patroon van naast elkaar gelegen vlakken. In een essay uit 1938 legt Mondriaan aan de hand van tekeningen het verschil uit aan toekomstige studenten. Mondriaans uitleg lijkt veel op een les in de waarnemingspsychologie. Aan de hand van Mondriaans voorbeelden met uitstapjes naar de experimentele waarnemingspsychologie zal ik proberen de cruciale verandering in Mondriaans waarneming van de zichtbare werkelijkheid te verduidelijken.
Fig. 3
Mondriaan begint met te laten zien dat wanneer men op papier een gebogen lijn tekent, deze al snel een contour lijkt van een object (afb. 3, linksboven). Voegt men nog een lijn toe dan ontwaart men in de lijnen de contour van een vaas (afb. 3, rechtsboven). Volgens Mondriaan zijn kunstenaars voor hem in beginsel altijd uitgegaan van lijnen of contouren die objecten specificeren. Een belangrijk visueel effect van deze werkwijze is dat het object zich los lijkt te maken van de achtergrond. De vaas komt naar voren tegen de achtergrond van de ruimte van het witte papier. Men kan de vaas ruimtelijker laten verschijnen door enkele lijnverbindingen toe te voegen (afb. 3 linksonder). De menselijke waarneming is zeer gevoelig voor deze lijnverbindingen en herkent er onmiddellijk objecten in. Zelfs wanneer men delen van de tekening uitstuft en enkel de lijnverbindingen en hoeken afbeeldt, ziet men nog onmiddellijk een vaas (afb. 3 rechtsonder).
Rechte verticale en horizontale lijnen hebben in vergelijking met gekromde lijnen een veel minder object specificerende werking op de waarneming. Men herkent in afbeelding 4 (linkerfiguur) niet direct een object. Vormen de horizontale en verticale lijnen een rechthoek of vierkant zoals in afbeelding 4 (midden) dan verschijnt er voor de waarneming weer wel een vorm die naar voren komt ten opzichte van de witte ruimte van het papier. Net als in de tekening van de vaas verschijnt het vierkant als de contour van een figuur dat naar voren komt ten opzichte van een egale achtergrond.
4. Vaas of twee gezichten figuur van Edgar Rubin (1915).
Dit verschijnsel wordt het figuur-achtergrondfenomeen genoemd. Het werd als eerste beschreven door de psycholoog Rubin, een tijdgenoot van Mondriaan. Rubins bekendste voorbeeld van het figuur-achtergrondfenomeen is de afbeelding van de vaas en twee gezichten. In afbeelding 4 zien we figuur en achtergrond wisselen. Het ene moment ziet men een witte vaas tegen een zwarte achtergrond, het volgende moment twee zwarte gezichten tegen een witte achtergrond. Wanneer men zeer aandachtig kijkt kan men de vaas en de twee gezichten tegelijkertijd zien. Dat gaat echter het beste wanneer men ze beschouwt als complementaire abstracte vlakken en niet als afbeeldingen van objecten.
Door een beeldvlak geheel te vullen met vlakken die niet direct herkenbaar zijn als afbeeldingen van objecten, lost het figuur- achtergrondverschijnsel op. Alle vlakken worden voor de waarneming gelijkwaardig. Er zijn geen vlakken meer die zich ten koste van andere vlakken op de voorgrond dringen. In afbeelding 5-10 heeft Mondriaan het beeldvlak volledig gevuld met rechthoeken waardoor ze als in een raster gevangen lijken. Men ziet een beeldvlak van gelijkwaardig naast elkaar geplaatste vlakken. De voor de figuratieve kunst kenmerkende waarneming van een figuur tegen een achtergrond is geheel verdwenen.
5-8 t/m 10 . Tekeningen naar Piet Mondriaan (1938) uit The necessity for a new teaching in art, architecture, and industry.
Volgens Mondriaan berust de `oude kunst' op lijnen en vormen. Zijn `nieuwe kunst' gaat uit van vlakken en composities. In waarnemingstermen kan men zeggen dat de `oude kunst' er op gericht is de toeschouwers een omgeving te laten zien van figuren tegen een achtergrond, terwijl Mondriaans nieuwe kunst probeert de toeschouwer een omgeving te laten zien die opgebouwd is uit vlakken en lijnen die tezamen een compositie tonen.
Mondriaan stelt dat lijnen niet bestaan in de zichtbare werkelijkheid. Lijnen lijken te ontstaan waar vlakken elkaar begrenzen. Vanuit een waarnemingspsychologisch oogpunt heeft Mondriaan gelijk. In de natuurlijke waarneming hebben objecten geen contouren en geen lijnen. Contouren lijken te ontstaan waar objecten voor en achter elkaar langs bewegen, maar men ziet geen lijnen. Het gebruik van contourlijnen in de figuratieve kunst is een kunstmatige maar ook zeer effectieve truc. Psychologische experimenten met lijnfiguren tonen dat men zeer snel in minieme lijnconstructies objecten herkent (zie afbeelding 3).
Uit dit laatste blijkt dat Mondriaan een principieel realist was. De kunst moest de werkelijkheid zichtbaar maken en de toeschouwer niet misleiden met niet bestaande lijnen. Mondriaan was ook een utopist. Hij geloofde dat zijn kunst de mens kon bevrijden van de aardse wereld der dingen en een diepere geestelijke werkelijkheid kon openbaren. Mondriaan wilde de toeschouwer bevrijden van het zien van contouren en vormen die figuren voorstellen. Volgens Mondriaan bood figuratieve kunst kans aan de propagandakunst van Hitler en Stalin. Abstracte kunst was daarvoor niet geschikt en bood daarentegen zicht op de diepere geestelijke kwaliteiten van de omringende wereld.
Vanuit de hedendaagse waarnemingspsychologie bekeken had Mondriaan gelijk in een aantal zaken, al waren zijn conclusies erg rechtlijnig. Hij had gelijk dat de wereld der dingen niet de enige wereld is die wij kunnen zien. Als ik in het vliegtuig zit, kan ik de omgeving van Amsterdam behalve als een landschap met boerderijen, sloten en weilanden ook zien als een abstract patroon van kleurvlakken. Maar Mondriaans conclusie dat het om een hogere waarneming gaat, lijkt me overtrokken. Ik zou het eerder een creatieve waarneming noemen. Ik kan hetzelfde visuele gegeven vanachter het vliegtuigraam op meerdere manieren ordenen of organiseren, waardoor nieuwe waarnemingen kunnen ontstaan. Soms zie ik een geblokt tafellaken in de door sloten omgeven percelen van het landschap. Mondriaans abstracte zienswijze lijkt vooral functioneel wanneer men een gegeven op een andere manier wil bekijken. In een abstract vlakkenpatroon duiken eerder nieuwe beelden op dan uit de feitelijke registratie van weilanden, sloten en boerderijen.
Literatuur
C. van Campen (1994) Gestalt van Goethe tot Gibson: theorieen over het zien van schoonheid en orde. Utrecht: Proefschrift Universiteit Utrecht.
P. Mondrian (1987) The new art - The new life: the collected writings of Piet Mondrian. (Edited and translated by H. Holtzman and M.S. James). Londen: Thames & Hudson.