[Verschenen in J. Haan et al. (red.) Tante krijgt een zenuwtoeval en andere essays over neurologie en literatuur. Overveen: Belvedère, 2006.]

 

De gave van Nabokov

Crétien van Campen

 

De hoofdpersoon van Nabokovs roman De gave, Fjodor Godoenov-Tsjerdyntsev, heeft een bijzondere eigenschap. De jonge veelbelovende dichter, Russisch emigré in het Berlijn van de jaren twintig, vertelt dat hij sinds zijn jeugd behept is ‘met een uiterst intense en verfijnde audition colorée’:
    ‘De verschillende a’s bijvoorbeeld van de vier talen die ik spreek, hebben allemaal een eigen nuance, variërend van lakzwart tot splintergrijs – als verschillende soorten hout. Ik kan je mijn flanellen m aanbevelen. Ik weet niet of je je de isolerende watten kunt herinneren die in het voorjaar tegelijk met de stormramen werden opgeborgen? Dat is mijn Russische y of liever uh, zo smoezelig en dof dat de woorden zich schamen om ermee te beginnen. Als ik verf bij de hand had, zou ik gebrande siënna en sepia voor je mengen om de kleur te krijgen van de guttapercha klank tsj’.
    Fjodors kleurenhoren is een bijzondere vorm van synesthesie, het neurologische verschijnsel waarbij een zintuiglijke modaliteit wordt geprikkeld en tegelijkertijd in een andere modaliteit een gewaarwording oproept. Zo wordt Fjodor soms uit zijn slaap gewekt door ‘het zilveren vibreren van een overgaande telefoon’. Het horen van letters in tinten en nuances is de meest gerapporteerde vorm van synesthesie (Day 2003).
     Nabokov had naar zijn zeggen deze medische afwijking ook. In zijn autobiografie Geheugen, spreek! schrijft hij: ‘De bekentenissen van een synestheet moeten saai en pretentieus klinken voor degenen die tegen dat soort lekkage en tocht worden beschermd door steviger muren dan de mijne. Op mijn moeder kwam dit alles echter over als volstrekt normaal. De zaak kwam aan de orde toen ik op een dag in mijn zevende levensjaar met behulp van een stapel oude alfabetblokken een toren bouwde. Ik merkte terloops tegen haar op dat hun kleuren helemaal niet klopten. Toen kwamen we erachter dat sommige van haar letters dezelfde kleur hadden als die van mij en dat zij bovendien nog optisch werd getroffen door muzieknoten. Die riepen bij mij geen enkel chromatisme op.’
    Veel van Nabokovs karakters zijn begiftigd met synesthesie, zoals de Amerikaanse literatuurhistoricus Kevin Dann heeft beschreven in zijn boek Bright colors falsely seen, dat voor een groot deel aan de synesthesie en het fotografisch geheugen van Nabokov is gewijd. Nabokovs eerste lange gedicht uit  1918 begint met een bespreking van kleurenhoren en hij beschrijft daarin al de kleuren van zijn letterklanken. In zijn eerste Amerikaanse roman Bend sinister  (vertaald in het Nederlands als Bastaards) vertelt de filosoof Adam Krug dat ‘the word “loyalty” phonetically and visually reminds me of a golden fork lying in the sun on a smooth spread of yellow silk’. In de roman Ada heeft het karakter Van een bijzonder synesthetisch gevoel voor tijd: ’I delight sensually in time, in its stuff and spread, in the fall of its fold, in the very impalpability of its grayish gauze, in the coolness of its continuum’.
    Was Nabokov een fantast? Door velen zal hij waarschijnlijk niet zijn geloofd. Zelf legt hij er ook niet al te veel nadruk op. De synesthetische beschrijvingen vallen nauwelijks op tussen Nabokovs bloemrijke beschrijvingen van zinnelijke gewaarwordingen van alledag. In het algemeen werden synestheten lang niet geloofd. Synesthesie werd afgedaan als een verzinsel. Wanneer synestheten volhielden dat letters kleuren hebben, werd dit toegeschreven aan een sterke verbeeldingskracht. In andere gevallen werd het afgedaan als een aangeleerde associatie. In hun kindertijd zouden ze met letterblokjes gespeeld hebben en nu herinnerden ze zich de kleuren van de blokjes. Het voorbeeld van Nabokovs blokkendoos laat juist zien dat zijn gekleurde letters er eerder waren dan de blokkendoos.
    Hersenscans van synestheten hebben in de jaren 1990 de twijfel weggenomen. Het vergelijken van de hersenactiviteit van synestheten met die van niet-synestheten onder dezelfde omstandigheden ~ namelijk geblinddoekt liggend in een opnametunnel met een koptelefoon op waar regelmatig woorden ten gehore werden gebracht ~ leverde de benodigde bewijzen (vgl. Paulesu et al 1995, Harrison 2001).

 De literaire hasjiesjclub

Nabokov was niet de eerste en zeker niet de enige literator die synesthesie gebruikte in zijn werk. Fjodors kompaan reageert op Fjodors bekentenis met: ‘net als Rimbaud’. De Franse symbolisten hadden grote belangstelling voor de vermenging van zintuiglijke ervaringen. Ze poogden het verschijnsel kunstmatig op te wekken met hallucinogene middelen tijdens experimentele bijeenkomsten.
    In zijn luxueuze appartement in het Hôtel Pimodan op het île Saint-Louis in Parijs organiseerde de schilder, dichter en musicus Boissard de Boisdenier de jaren 1845 en 1846 maandelijkse bijeenkomsten, die hij `fantasias' noemde. Een uitnodiging aan dichter Théophile Gautier is bewaard gebleven: 'Beste Théophile, aanstaande maandag de 3de van de 9de [1845] wordt er bij mij hasjiesj genomen onder toezicht van Moreau en Aubert Roche...'. Laatstgenoemden waren doktoren, die gepubliceerd hadden over het gebruik van hasjiesj om kunstmatige psychoses op te wekken (Moreau) en de pest te bestrijden (Aubert-Roche). Terwijl het werk Aubert-Roche terecht vergeten is, bevat Moreau's boek opvallend moderne gedachten vanuit het gezichtspunt van de hedendaagse psychofarmacologie. Moreau beweert in Du hachisch et de l'alienation mentale, études psychologiques uit 1845 dat mentale ziekten onderzocht kunnen worden door kunstmatig bewustzijnstoestanden op te wekken met behulp van hallucinerende middelen zoals hasjiesj. Hij veronderstelt dat hallucinaties voortkomen uit prikkelingen van de gedeelten van het brein waar de verbeelding en herinneringen zetelen.
    Moreau experimenteerde met middelen op zichzelf en zijn patiënten. Hij probeerde zijn collega's in het ziekenhuis over te halen ook hasjiesj te gebruiken, maar deze weigerden. Bij de bohémiene kunstenaars uit Parijs vond hij meer gehoor en zo ontstonden de bijeenkomsten van de Hasjiesjclub. De bijeenkomsten werden naast Gautier en Baudelaire bezocht door onder meer de schrijvers Honoré de Balzac, Alexander Dumas, Victor Hugo, Gérard de Nerval en de beeldend kunstenaars Eugène Delacroix en Honoré Daumier. Van Gautier zijn beschrijvingen uit eerste hand bekend van synesthesie onder invloed van hasjiesj.
     Théophile Gautier beschreef in 1843 in een artikel getiteld Le Hachish hoe hij tijdens een bijeenkomst onder invloed van hasjiesj een sterke aandrang tot tekenen voelde en in minder dan vijf minuten een vijftiental schetsen op papier zette. Een daarvan is een pentekening van Moreau in een Turks kostuum achter een piano. Gautier schetste de synesthetische kleuren van de klanken als krullen boven de piano. Na het nuttigen van dawamesk - een groene pasta van hasjiesj, boter, pistachenoten, amandelen en honing - rapporteerde Gautier gedetailleerd per tijdseenheid zijn gewaarwordingen. Aanvankelijk overviel hem een algehele verstijving waarbij zijn lichaam doorzichtig leek te worden, zijn wimpers groeiden en als gouden draden op ivoren wieltjes gedraaid leken te worden. Om hem heen schitterden kleurlawines als in een kaleidoscoop. Een half uur later raakte hij in een tweede hasjiesjroes met nog vreemdere visioenen van miljarden krioelende vlinders wier vleugels een intens lawaai maakten alsof het waaiers waren. Gautier beschreef hoe zijn hyperesthesie daarna overging in synesthesie:

‘Reusachtige bloemenkelken van kristal, enorme stokrozen, lelies van goud en zilver groeiden en ontloken zich om me heen met een geknetter gelijkend op boeketten van vuurwerk. Mijn gehoor was buitengewoon ontwikkeld; ik hoorde het lawaai van de kleuren. Groene, rode, blauwe, gele klanken bereikten me in volstrekt gescheiden golven. [...] Meer dan vijfhonderd pendules sloegen de tijd met hun fluitende, koperachtige, zilverkleurige stemmen. Uit ieder aangeraakt object kwam een klank van een harmonica of een Aeolische harp.’

Nabokov en Gautier veronderstelden dat synesthesie een neurale stoornis is, een buitennormale waarneming, die enkel door hersenbeschadiging (volgens Nabokov) of door hallucinerende middelen (Gautier) op te wekken is. Maar deze visie zou het afleggen tegen een andere opvatting die voor het eerst ontwikkeld werd door een vriend van Gautier.

Baudelaire’s hyperesthesie

Charles Baudelaires gedicht Correspondenties uit de bundel Bloemen van het kwaad, in 1857 uitgebracht en opgedragen aan ‘meester en vriend’ Gautier, stond in Frankrijk in het middelpunt van de romantische belangstelling voor synesthesie. De auteur en de uitgever van het werk werden na verschijnen gerechtelijk vervolgd en veroordeeld tot een boete vanwege onzedelijkheid. Baudelaire beschrijft in de bundel hoe hij zijn spleen, een depressieve en lethargische gemoedgesteldheid, probeert te ontkomen door op te gaan in het stadsleven, druggebruik, seksuele escapades, in opstand te komen tegen God en tenslotte te ontsnappen via de dood. Het gedicht Correspondenties, waarvan hier de tweede frase weergegeven, zou in de komende decennia uitgroeien tot een programma voor de symbolistische beweging die trachtte het hogere te bereiken door middel van zinnelijke symbolen.

Als langgerekte echo’s die van verre mengen
tot eenheid vol van duisternis en diepzinnigheid,
ontzaglijk als de nacht en het zonnezengen,
zijn geuren, kleuren, klanken tot één zin herleid.

Synesthesie heeft bij Baudelaire een vorm waarin verschillende zintuiglijke indrukken tot één zin herleid zijn. Door middel van synesthetische gewaarwordingen leert men volgens Baudelaire niet alleen de eenheid der zintuigen maar ook de eenheid van de werkelijkheid kennen. Synesthetische ervaringen symboliseren een bovennatuurlijke werkelijkheid waar tonen kleur bezitten en kleuren geur.
    Drugs intensiveren volgens Baudelaire de poëtische ervaringen, waartoe hij synesthesie rekende. Onder invloed van drugs lijken we zintuiglijke details scherper in een toestand van verhoogde emotionele gevoeligheid waar te nemen. Deze bewustzijnstoestand duidt hij aan met de term `hyperesthesie'. In een toestand van hyperesthesie kunnen normaal verborgen correspondenties van de werkelijkheid waarneembaar worden. Onder invloed van hasjiesj worden bijvoorbeeld kleuren, geuren, geluiden, smaken en tastindrukken sterker en heviger waargenomen en smelten in één synesthetische ervaring samen, schrijft Baudelaire in Les paradis artificiels uit 1860. Dat impliceert dat synesthesie geen direct effect is van drugsinname maar van een verscherpte zintuiglijke waarneming.
    Het gebruik van synesthesie vindt men niet alleen bij hallucinerende dichters en gedrogeerde schrijvers. Nabokov is een voorbeeld van een nuchter schrijver in wiens werk en leven bij mijn weten drugs geen rol speelden. In synesthesie-onderzoek is inmiddels ook vast komen te staan dat door drugs opgewekte kleurervaringen verschillen van synesthetische ervaringen. Hallucinaties zijn tijdelijk en wisselend, terwijl kleurenhoren continue en consistent is (letters hebben bijvoorbeeld altijd dezelfde kleur).
    Baudelaire lijkt daarmee meer het gelijk aan zijn zijde te krijgen dan Gautier. Synesthesie is geen kunstmatige hallucinatie maar een natuurlijke waarneming. Een verdieping van synesthesie als een natuurlijke, alledaagse ervaring vinden we bij de Nederlandse dichtersbeweging van de Vijftigers uit de volgende eeuw.

 Synesthesie bij de Vijftigers

Volgens Gerrit Kouwenaar wordt de dichtkunst van de Vijftigers gekenmerkt door ‘het lichaam, de zintuiglijke ervaringen en wat daar bij wijze van spreken met sociaal, biologisch en vooral psychologisch elastiek aan vast zit.’ De Vijftigers vinden synesthesie vaak op hun pad tijdens experimentele verkenningen van het zinnelijke lichaam. Hans Andreus eerste dichtbundel uit 1951 heette niet toevallig Muziek voor kijkdieren  en bevat tal van synesthetische beelden, waarin opmerkelijk genoeg niet de correspondenties tussen horen en zien uit de titel maar de tastzin onder de huid het veelvuldigst wordt bezongen:

De regen van noem mij desnoods geen regen
wordt door geen oor wordt door de huid gehoord

De indruk van het getik van regen is zo indringend dat het in de huid wordt gevoeld. Naast geluiden zijn het vaak visuele prikkels van licht die Andreus voelt op zijn huid zoals in in de bundel Liggen in de zon uit 1951:

ik hoor het licht het zonlicht pizzicato
de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht

De huid is vaak de grond waar de prikkels uiteindelijk gevoeld worden: ‘de stilte klit aan mij en laat niet los’. Volgens de letterkundige Hugo Brems beschouwen de Vijftigers de waarneming in wezen als synesthetisch. De zintuigen zijn niet gescheiden zoals wij gewend zijn te denken. Ze vormen net als het lichaam waar ze onderdeel van zijn een eenheid. Als een onderdeel wordt geprikkeld wordt dat ook gevoeld in de andere delen. Zoals een geworpen steen op één plaats het gladde vijveroppervlak treft en uiteindelijk via de uitdijende cirkels alle delen van de vijver beroert.
    Deze ideeën over het lichaam als bron van waarnemen en kennen van de omgevende wereld sluiten aan bij de filosofie over de menselijke waarneming van Maurice Merleau-Ponty. Of zoals Remco Campert de gedachte kernachtig uitdrukt: ‘Ik heb armen aan mijn hersens.’

Oorspronkelijke waarnemingen

De Franse twintigste-eeuwse filosoof Maurice Merleau-Ponty trok een radicale conclusie: de menselijke waarneming is in wezen een synesthetische waarneming. Het zien van zwarte letters op dit wit papier lijkt bijvoorbeeld een directe waarneming. Maar als je goed kijkt is het papier niet overal even wit en zijn de letters niet allen even zwart, afhankelijk van de lichtinval. Het zien van wit en zwart is al een abstractie van wat we oorspronkelijk zien. In de oorspronkelijke waarneming zijn de zintuiglijke kwaliteiten nog niet onderscheiden. Merleau-Ponty beweert dat het menselijk waarnemen een proces is waar het gehele zinnelijke lichaam bij betrokken is, niet alleen de hersenen.
    Volgens hedendaagse onderzoekers als Daphne Maurer ervaren baby’s in de eerste maanden van hun leven alle zintuiglijke indrukken nog als een geheel. Baby’s maken geen onderscheid tussen licht, geluiden, smaken, geuren enzovoort. Volwassenen kunnen zich dat bijna niet voorstellen. Al is er een gebied waar volwassenen nog een beetje waarnemen zoals baby’s. Smaak en geur zijn nooit geheel gescheiden in de ontwikkeling van het brein. Bij het proeven gebruiken we zowel de smaakpapillen op de tong als de geurpapillen aan de binnenwanden van de neus. De samenwerking van de sensoren in de mond en in de neus is zo sterk verweven dat we zelf niet kunnen aangeven wat we met de mond en wat met de neus proeven. Pas als we verkouden zijn, is het duidelijk dat tijdens het eten een deel van de smaak verloren gaat.
    De zenuwverbindingen van een pasgeborene zijn misschien te vergelijken met een dichtbegroeid bos. Naarmate de zintuigen zich specialiseren worden ongebruikte zenuwverbindingen weggesnoeid. Dat betekent dat verbindingen tussen zintuigen worden afgekapt en verbindingen binnen een zintuiglijke module zich verder kunnen ontwikkelen. De laatste groeien met andere woorden ten koste van de verbindingen tussen de zintuigen. In het eerste half jaar sterven de meeste verbindingen, vanaf een jaar tot ongeveer elf jaar verloopt dit proces veel langzamer. Recent breinonderzoek laat zien dat het proces van snoeien en groeien van neurale verbindingen ook bij volwassenen nog doorgaat (Pascual-Leone & Hamilton 2001).

Nabokovs gave

Nabokov dacht destijds dat zijn kleurenhoren of synesthesie een neurale stoornis was. Die gedachte lijkt ingegeven door de opvattingen van zijn tijd in de Verenigde Staten waar hij toen woonde. In Duitsland bestonden in de jaren dertig andere ideeën over synesthesie – waar Merleau-Ponty zich op baseerde - maar daar laat Nabokov zich niet over uit. Wat hij niet wist was dat veel mensen synesthesie hebben:  1 op de 100 personen rapporteert zeer sterke vormen van gekleurde-letters-synesthesie. Zo uitzonderlijk is de afwijking niet.
    Hebben synestheten last van hun neurale afwijking? Is het een handicap in het dagelijks leven om woordklanken in kleur te horen? Verschillende synestheten vertelden me hoe ze dagelijks profijt hebben van hun perceptuele gave (Van Campen 2005). Nabokov heeft er in zijn zinnelijke schrijfstijl waarschijnlijk meer voordeel van gehad dan hij wil toegeven. Niet voor niets begiftigde hij verschillende hoofdpersonen in zijn romans met synesthetische gaven.
    Nabokovs synesthesie was voor hem eerder een gave dan een handicap. Dat is trouwens niet de gave waar de gelijknamige romantitel naar verwijst, al is synesthesie wel een onderdeel van deze gave. De term ‘gave’ komt slechts sporadisch voor in de roman. In het voorwoord bij de Engelse editie van De gave schrijft Nabokov in 1963 dat Fjodor ervan droomt om ooit een boek te schrijven met de titel: De gave. In het laatste deel van de roman staat de verbindende sleutelzin: ‘Waar zal ik al de gaven bergen die de zomerochtend mij schenkt – en niemand anders dan mij. Ze bewaren voor komende boeken?’  Het verwijst naar de zintuiglijke verrukkingen van een boswandeling en het liggen in het gras aan een meertje op een hete zomerse dag, die Nabokov bladzijden lang in detail beschrijft. De sensitieve, hyperesthetische, synesthetische Fjodor, die vooral in het eerste en laatste hoofdstuk prachtig in beeld komt, staat model voor een literatuur die Nabokov wil schrijven.
    Fjodor bekritiseert het ontbreken van zintuiglijke perceptie bij Russische literatoren en illustreert dit in een meesterlijke beschrijving van een van hen: ‘Sjirin was een gedrongen heer met roodachtig borstelhaar, altijd slecht geschoren, die een bril droeg met grote glazen waarachter, als in twee aquaria, twee miniscule, transparante oogjes zwommen – die volslagen ongevoelig waren voor visuele indrukken.’ Nabokov verwijt bij monde van Fjodor de Russische literatuur een teveel aan introspectie: ‘zelfs Dostojevski doet toch altijd denken aan een kamer waarin overdag licht brandt.’
    De sensitieve, hyperesthetische, synesthetische Fjodor staat model voor een andere literatuur die Nabokov wil schrijven. De gave van Nabokov uit zich in het schrijven van sensitieve literatuur en synesthesie is daar op hyperesthetische momenten deel van.

 

Literatuur

Baudelaire, C. (1857). Bloemen van het kwaad. Vertaling van Fleurs du mal door Petrus Hoosemans. Historische Uitgeverij, 2001.

Baudelaire, C. (1860). Les paradis artificiel. Parijs: Gallimard, 1961.

Berge, J. ten (1995). Delacroix, Baudelaire en de hasjiesjclub. Jong Holland, 3, 22-30.

Brems, H.. (1976). Lichamelijkheid in de experimentele poëzie. Hasselt : Heideland-Orbis.

Campen, C. van (2005). Tussen zinnen. Synesthesie of hoe de zintuigen samenwerken. Utrecht: Uitgeverij Zien.

Cytowic, R. E. (2002). Synaesthesia: a Union of the Senses. Second edition. New York: MIT.

Dann, K. T. (1999). Bright Colors Falsely Seen. Synaesthesia and the Search for Transcendental Knowledge. Yale University Press.

Day (2003). Types of Synaesthesia. Webpagina: http://home.comcast.net/~sean.day/Synesthesia.htm

Gautier, Th. (1846). Le hachich. La Presse, 10 juli. Herdrukt in: C. Baudelaire, Les paradis artificiels. Parijs: Gallimard, 1972.

Harrison, J. (2001). Synaesthesia: The Strangest Thing. Oxford: Oxford University Press.

Maurer, D. (1993). Neonatal synesthesia: Implications for the processing of speech and faces. In: B.d. Boysson-Bardies, S.d. Schonen, P. Jusczyk, P. McNeilage, J.Morton, eds., Developmental Neurocognition. Speech and Face Processing in the First Year of Life . Dordrecht:Kluwer.

Merleau-Ponty, M.. (1945). Fenomenologie van de waarneming. Vertaling van Phénoménologie de la perception door Rens Vlasblom en Douwe Tiemersma. Amsterdam: Ambo, 1997.

Nabokov, V. (1963). De gave. Vertaling van ‘The gift’ door Anneke Brassinga. Amsterdam: De Bezige Bij, 1991.

Vladimir Nabokov (1951). Geheugen, spreek ! Een autobiografie herzien. Vertaling Rien Verhoef  2001.

Pascual-Leone, A. & R. Hamilton. (2001). The metamodal organization of the brain. In: C. Casanova and M. Ptito (Eds.) Progress in Brain Research,Vol. 134 , Ch. 27.

Paulesu, E., Harrison, J., Baron-Cohen, S., Watson, J.D.G., Goldstein, L., Heather, J., Frackowiak, R.S.J., Frith, C.D. (1995). "The physiology of coloured hearing: A PET activation study of colour-word synaesthesia," Brain 118, 661-76.

 

Verantwoording

Voor deze tekst zijn delen bewerkt van en ontleend aan mijn boek Tussen zinnen. Synesthesie of hoe de zintuigen samenwerken (2005) en het artikel Gedrogeerde deuren van de waarneming (Psychologie & Maatschappij 1996, jrg. 20, nr. 4, p. 374-387).