(Published in Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, vol. 51, nr. 2, 1996, pp. 86-87.)

Book review

R.L. Solso, Cognition and the Visual Arts.

Cambridge, Mass.: MIT Press, 1994.

Crétien van Campen


In een terugblik op zijn leven schreef Piet Mondriaan (1941: 339) dat hij bij zijn terugkomst uit Parijs na de Eerste Wereldoorlog het gevoel kreeg dat hoewel een objectieve waarneming buiten de mens zijn mogelijkheden ligt het toch mogelijk moet zijn om minder subjectief naar de werkelijkheid te kijken. In de daarop volgende jaren verwijderde Mondriaan alle gebogen lijnen (`te emotioneel') uit zijn werk tot rasters van horizontale en verticale lijnen overbleven. Hij vergeleek zijn werk met de werkelijkheid en zag dat het juist was. Overal, in de zee, in kathedralen, zag hij de fundamentele horizontale en verticale krachten van de natuur. Vormen bestaan niet, alles is door horizontale en verticale krachten begrensde ruimte, aldus Mondriaan en hij beeldde de werkelijkheid in zijn beroemde rasterschilderijen. Op een hedendaags psychologencongres over kunst zou Mondriaan met zijn theorie over kunst en objectieve kennis een gek figuur slaan. Niemand zou daar immers meer geloven dat kunst tot objectieve kennis kan leiden. De sprekers zouden voornamelijk de emotionele beleving van kunst belichten. Voor de rationele aspecten van kunst en voor de kennis die kunst kan voortbrengen is tegenwoordig weinig aandacht meer. Vandaar dat het verschijnen van het boek Cognition and the visual arts door Robert Solso de aandacht verdient.

Solso behandelt in negen hoofdstukken de beeldende kunsten vanuit het perspectief van recent cognitief- psychologisch onderzoek. Hij bouwt de tekst - die voor studenten geschreven is - stapsgewijs op vanaf het zichtbare spectrum van het licht in hoofdstuk een via de verschillende fasen van informatieverwerking tot en met de representaties van kunst in het geheugen in hoofdstuk negen. De teksten worden geillustreerd met canonieke werken uit de kunstgeschiedenis en gelardeerd met citaten van kunstenaars. Met meesterschap doceert Solso de resultaten van cognitief-psychologisch onderzoek aan de student.

Toch lijkt het boek zijn doel gemist te hebben. Al lezende wachtte ik op het beslissende inzicht over de verhouding tussen kunst en kennis. Naarmate het einde van het boek naderde werd die verwachting steeds sterker, maar na het omslaan van de laatste bladzijde besefte ik niets nieuws over kunst gelezen te hebben. Alle stations van psychologisch onderzoek naar waarnemen en denken waren gepasseerd maar de verbinding met de kunst leken we te hebben gemist. Uit het couperaampje hadden we veel mooie kunstwerken mogen bekijken en meester Solso legde in het voorbijgaan uit welk psychologisch principe er in het betreffende schilderij te zien was. Maar we stopten nooit om eens achter het schilderij te kijken of eens met de maker te praten en hem uit te horen over diens motieven. De malicieuze gedachte kwam bij me op dat Solso zijn verhaal ook had kunnen vertellen aan de hand van zijn vakantiekiekjes van de laatste zomer. Dat had zijn uitgever een som geld aan beeldrechten gescheeld, waardoor dit boek betaalbaar was gebleven voor studenten.

Waarom dan toch voor de dure reproducties van kunstwerken gekozen? Het antwoord is natuurlijk dat kunst kennis heeft voortgebracht over de menselijke waarneming en vakantiekiekjes slechts leuk zijn voor kennissen. Kunst op zijn best toont nieuwe aspecten van de menselijke waarneming vergelijkbaar met het beste psychologische onderzoek. In de manier waarop Solso kunstwerken behandelt, namelijk als willekeurig illustratiemateriaal bij de uitleg van perceptuele principes, lijkt er echter geen verschil te zijn tussen vakantiekiekjes en kunstbeelden. De perceptuele principes van lineair perspectief, gestalten en textuurgradienten kunnen ook aanschouwelijk gemaakt worden door foto's van een dagje aan het strand.

Opgemerkt moet worden dat bovengenoemde perceptuele principes ontdekt zijn door beeldend kunstenaars doordat ze de afbeelding van de zichtbare werkelijkheid onderzochten (Van Campen, 1994). Over dit artistieke onderzoek vindt men nauwelijks iets in dit boek. Solso heeft zich daar niet in verdiept. Dat leidt soms tot opvallende uitglijders. In de laatste pagina's van het boek komt Solso bij de beschouwing van een rasterschilderij van Mondriaan uit de jaren twintig tot de volgende conclusies: `To me, these many components of Mondrian's work resemble modern theories of parallel distributing processing or connectionism, in which basic elements of cognition are sought (always farther), the interaction between (neural) units is governed by inhibitory or excitatory rules, and basic units of information interact.' (p. 268). Mondriaan schreef dat hij vormen in het beeldvlak wilde vernietigen en de toeschouwer kennis wilde laten maken met fundamentele verhoudingen van verticale en horizontale krachten van de zichtbare werkelijkheid. Solso spant Mondriaan voor zijn karretje zonder zijn essays, die in het Engels toegankelijk zijn, gelezen te hebben.

Een ander voorbeeld is de bespreking van de impressionisten in het enige hoofdstuk dat aan kunstgeschiedenis is gewijd: `Perspective and the history of art' (grotendeels ontleend aan een eerdere studie van Gombrich (1960)). Solso schrijft dat de impressionisten een nieuwe manier ontwikkelden om de zichtbare werkelijkheid af te beelden door middel van kleur, beweging en atmosferisch perspectief (p. 220). Nu verwacht de lezer een uiteenzetting van Seurats belangwekkende experimenten met kleurwaarneming die onder meer gebaseerd waren op de kleurenleer van Von Helmholtz. Er volgt echter een beschouwing over perspectiefverstoringen in impressionistische schilderijen. Dat sluit wel aan bij de bespreking van de renaissancekunst in de vorige paragraaf, maar stelt de impressionisten ten onrechte voor als kunstenaars die hoofdzakelijk tobden met de tekortkomingen van de lineaire perspectief. Dat werk was reeds verricht door de barokkunstenaars die de radicale consequenties van de lineaire perspectief in de tussenliggende eeuwen hadden onderzocht, maar die worden overgeslagen.

Veel gebreken van dit boek kunnen geweten worden aan ontoereikende kennis van de kunsthistorische en kunsttheoretische literatuur. Kunstpsychologie houdt niet op bij de toepassing van psychologische kennis op kunstbeelden. De idee-en van de kunstenaar, in het bijzonder zijn kunsttheorie, soms zelfs zijn psychologische theorie, zijn minstens even belangrijk om de verhouding tussen kunst en kennis te begrijpen. Een aanpak van de verhouding tussen cognitie en de beeldende kunsten vereist zowel kennis van de psychologie als kennis van de kunstgeschiedenis. Om Mondriaans schilderijen als representaties van de werkelijkheid te begrijpen, dient men tenminste Mondriaans theorie-en te kennen, zijn schilderijen te beschouwen en inzicht te hebben in de psychologie van de waarneming.

Daarnaast pretendeert Solso teveel met dit boek. Volgens de titel gaat het over kennis en de beeldende kunsten. Wat Solso echter presenteert is een cognitivistische benadering van enkele canonieke meesterwerken uit de kunstgeschiedenis aangevuld met bekende beeldillusies uit psychologische inleidingen. Zelfs aan het interessante verschijnsel dat een aantal van die tekstboekfiguren een plaats hebben gekregen in de twintigste eeuwse kunst wordt voorbij gegaan. De beeldende kunsten worden opgevat als de beeldende schilderkunst waarbij de laat negentiende-eeuwse schilderkunst opvallend oververtegenwoordigd is en de film-, video en computerkunst geheel afwezig zijn. De belangrijkste omissie is wel dat Solso de cognitivistische benadering als de enige visie op kennis en kunst presenteert. Met Arnheim, Goodman en Gibson, die concurrerende benaderingen van kennis en kunst hebben voorgesteld, wordt de student niet vertrouwd gemaakt, noch met de veel omvangrijkere traditie van kunsttheorie-en die sinds Alberti aan dit onderwerp gewijd zijn.

Deze kritiekpunten mogen niet verhullen dat Solso een zeer heldere inleiding in de cognitieve psychologie van het waarnemen van afbeeldingen heeft geschreven. Het is echter geen kunstpsychologisch boek. Doordat Solso het heeft aangedurfd om dit boek te laten verschijnen is duidelijk gemaakt dat er nog een gebied openligt dat door een diepgravender kunstpsychologische boek bestreken moet worden. Daarin zouden meerdere theoretische perspectieven dan het cognitivistische of het connectionistische aan bod dienen te komen en zou de student vooral beter ingelicht moeten worden over hoe kunstenaars het probleem van kennis en kunst aanpakten.


Literatuur

Campen, C. van (1994). Beeldillusies: gezichtsbedrog in afbeeldingen sinds de renaissance. De Bilt: Cantecleer.

Gombrich, E.H. (1960). Art and illusion: a study in the psychology of pictorial representation. Oxford: Phaidon Press.

Mondrian, P. (1941). Toward the true vision of reality. In: Mondrian, P. (1987). The new art - the new life: the collected writings of Piet Mondrian. (Edited and translated by H. Holtzman and M.S. James). Londen: Thames & Hudson.